Essentieel in het geloof is het persoonlijk bewust aanvaarden van het offer van Jezus Christus in onze plaats en het onderhouden van een persoonlijke relatie met Hem. Het geloven in de geloofspunten die hier staan beschreven wil niet zeggen dat die relatie met Jezus is begonnen.
Wij geloven, dat mensen in verschillende tijden, door de Heilige Geest geïnspireerd, Gods Woord, de Bijbel, hebben opgeschreven. Deze 66 boeken zijn woordelijk onfeilbaar in de oorspronkelijke tekst.
2 Timoteüs 3:16-17; 2 Petrus 1:20-21;
3:15-16
Wij geloven in één God, die alomtegenwoordig, alwetend, almachtig, rechtvaardig, eeuwig, onveranderlijk, heilig en liefde is, bestaande uit drie personen: God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest.
Job 23:13; Jesaja 57:15;
Jeremia 23:24; 32:17;
Psalm 119:137; 147:5;
1 Johannes 4:8
a. Wij geloven, dat God de Vader Geest is, onzichtbaar en levend.
Johannes 1:18; 4:24;
5:26
b. Wij geloven, dat God de Vader heerst over het heelal, de gebeden van de gelovige en berouwhebbende hoort en beantwoordt, gaven schenkt aan wie Hij wil en in de mate gelijk Hij wil. Hij sprak tot de mensen door de profeten, door Zijn Zoon en nu door Zijn Woord en biedt verlossing aan.
Job 38; Matteüs 7:7-8; Romeinen 12:5-6;
Hebreeën 1:1; Jesaja 1:18
a. Wij geloven, dat de Here Jezus Christus, de eeuwige Zoon van God, mens is geworden, zonder Zijn goddelijkheid op te geven, ontvangen is van de Heilige Geest en geboren is uit de maagd Maria, opdat Hij God bekend zou maken en zondige mensen zou verlossen.
Joh. 1:1-2, 14; Micha 5:1;
Lukas 1:35; Hebreeën 1:8
b. Wij geloven, dat de Here Jezus Christus onze redding tot stand heeft gebracht door Zijn dood aan het kruis, waar Hij Zichzelf geofferd heeft in onze plaats en dat onze rechtvaardiging zeker is door Zijn lichamelijke opstanding uit de dood.
Romeinen 3:24-25; 1 Petrus 1:3-5;
1 Petrus 2:24; Efeze 1:7
c. Wij geloven, dat Christus opgevaren is naar de hemelen en nu gezeten is aan de rechterhand Gods waar Hij, als onze Hogepriester, altijd voor ons pleit en de enige Middelaar is tussen God en mensen.
Handelingen 1:9; Romeinen 8:34;
Hebreeën 7:25; 9:24;
1 Johannes 2:1-2
a. Wij geloven, dat de Heilige Geest de derde Persoon van de Goddelijke drie-eenheid is en dat Hij de wedergeboorte tot stand brengt, waardoor alle gelovigen gedoopt worden in het lichaam van Christus en dat Hij in de gelovige woont en
hem verzegelt tot de komst van Christus voor Zijn Bruid. Wij geloven verder dat uiterlijke en zichtbare bewijzen hiervan overbodig zijn daar de beloften van de Schrift voldoende zijn.
Johannes 16:8-11; Romeinen 8:9;
2 Korintiërs 3:6; Efeze 1:13-14;
1 Korintiërs 12:12-14; Titus 3:5
b. Wij geloven, dat de Heilige Geest de goddelijke leraar is die alle gelovigen leidt in de waarheid en dat het een plicht is van ieder gelovige om zich geheel open te stellen voor de Heilige Geest.
Johannes 16:13-15; Efeze 5:18-21
c. Wij geloven, dat de uitstorting van de Heilige Geest op de Eerste Pinksterdag een eenmalige gebeurtenis is, die als zodanig niet herhaald wordt.
Handelingen 2:1-4, 16
Wij geloven, dat de mens geschapen werd naar Gods beeld, maar dat door de zonde van Adam de mensheid gevallen is en daardoor de zondige natuur erft en door de zonde gescheiden is van God; dat de mens geheel verdorven is; dat de mens noch zichzelf, noch zijn verloren toestand kan verbeteren, noch zichzelf kan redden.
Genesis 1:26-27; Efeze 2:1-3, 12;
Romeinen 3:22-23; 5:12;
Johannes 5:40
Wij geloven in de eeuwige zekerheid van allen die wedergeboren zijn en dat zij dat voorrecht bezitten op basis van Gods Woord. De Schrift leert ons nadrukkelijk hierin geen aanleiding te zoeken losbandig te leven, maar juist uit liefde en dankbaarheid ons leven te richten naar dat Woord.
Johannes 5:24; 10:28-29;
Titus 2:11-15; 1 Johannes 5:11-12;
Galaten 5:13,; Romeinen 8:33-39
a. Wij geloven, dat de gemeente een geestelijk organisme is, bestaande alleen uit alle wedergeboren mensen, die in het Nieuwe Testament het lichaam van Christus genoemd wordt (Col. 1:18). De gemeente is niet de voortzetting van Israël, maar wordt voorbereid als de bruid van Christus.
Efeze 1:22-23; 5:25-27;
Matteüs 16:16-18; Kolossenzen 2:19;
1 Korintiërs 12:12-14; Handelingen 2:42-47;
Openbaring 19:6-10;
2 Korintiërs 11:2;
Romeinen 12:5; Johannes 3:29
b. Wij geloven, dat het stichten en voortzetten van plaatselijke gemeenten duidelijk geleerd en uitgelegd wordt in de Nieuwtestamentische Geschriften.
Handelingen 14:27; 20:17, 28, 32;
Titus 1:5-11; 1 Timoteüs 3:1-13
c. Wij geloven in de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente vrij van enige uitwendige macht of toezicht, dat wil zeggen: haar bestaansrecht is uit de Schrift en door het werk van de Heilige Geest en wordt derhalve noch van staatswege noch vanuit kerkelijk gezag verleend.
Handelingen 13:1-4; 15:19-31;
20:28; 1 Korintiërs 3:9, 16;
5:4-7, 13; Romeinen 16:1-4;
1 Petrus 5:1-4
d. Wij getuigen van het in Christus ontvangen nieuwe leven door, naar het voorbeeld van het Nieuwe Testament en in gehoorzaamheid aan het bevel van Jezus, ons als gelovigen te laten dopen door onderdompeling, zijnde het beeld van begrafenis en opstanding.
Handelingen 8:36-38; Matteüs 28:19
e. Wij geloven, dat de gemeente regelmatig de Tafel des Heren behoort te houden, waarbij brood en beker spreken van het lichaam en bloed van onze Heiland. Door Hemzelf ingesteld, verkondigen wij en gedenken wij op deze manier uit gehoorzaamheid Zijn dood totdat Hij voor de gemeente komt.
Matteüs 26:26-29; 1 Korintiërs 11:23-26;
Handelingen 2:42; 20:7
f. Wij geloven, dat iedere plaatselijke gemeente als leden in haar gemeenschap mag aanvaarden iedere gelovige die door zijn/haar getuigenis en levenswandel toont een kind van God te zijn, en die gehoorzaam is aan de bevelen van het Hoofd der Gemeente, Jezus Christus, die vasthoudt aan het geloof eenmaal aan de heiligen overgeleverd, en die dus door de Heilige Geest toegevoegd is aan de gemeenschap van de gemeente.
Handelingen 2:41-42; Efeze 1:22-23;
4:1, 16; Kolossenzen 1:17-18;
2:6-7; Judas 3
a. Wij geloven in de persoonlijke, lichamelijke, aanstaande terugkeer van de Here Jezus Christus. Deze terugkeer zal gebeuren eerst om Zijn Gemeente te halen en dan, na de grote verdrukking, om de troon van David te vestigen op de aarde en om te regeren in rechtvaardigheid.
1 Thessalonicenzen 1:10; 4:13-18;
Openbaring 19:11-21;
Zacharia 14:4-11; Openbaring 20:1-6
b. Wij geloven in de lichamelijke opstanding van alle mensen: de verlorenen tot oordeel en eeuwige straf, de gereddenen tot eeuwig leven.
Matteüs 25:46; Openbaring 20:5-6,
12-13; Johannes 5:28-29; 1 Korintiërs 15
c. Wij geloven, dat de zielen van de ongelovigen na de dood verblijven in een bewuste plaats van ellende tot de opstanding der ongelovigen, wanneer zij met geest en lichaam verenigd zullen verschijnen voor de Grote Witte
Oordeelstroon, en vandaar in de poel van vuur en zwavel komen, niet om vernietigd te worden, maar om bewust te lijden onder eeuwige straf.
Lukas 16:19-26; Judas 6-7;
Markus 9:43-48; 2 Tessalonicenzen 1:7-9;
Openbaring 20:11-15; Matteüs 25:41-46;
Daniel 12:2
d. Wij geloven, dat de zielen van de gereddenen op het moment dat zij sterven afwezig van het lichaam en aanwezig bij de Here zijn, waar zij een bewust gezegende tijd wachten op de opstanding der gelovigen, wanneer geest, ziel en het verheerlijkte lichaam herenigd zullen worden om voor altijd verheerlijkt te zijn bij de Here.
Lukas 23:43; 2 Korintiërs 5:8;
Openbaring 20:4-6; 1 Tessalonicenzen 4:16-17;
Filippenzen 1:23; 3:2